vrijdag, oktober 28, 2005

Dreams

In zijn jeugdjaren had Kries steeds dezelfde terugkerende dromen. Vreemd, nu heeft Kries daar geen 'last' meer van. De eerste droom was dat ik in een rechthoekig zwembad lag en dat de vier wanden naar mij toe schoven. Dichter en dichter. Zodanig dicht dat ik bijna werd verpletterd door de wanden. Maar net niet. Dan werd ik meestel wakker.
De tweede droom was dat ik van de trappen viel. Zodanig realistisch dat ik mij moest vasthouden in mijn bed omdat ik de beweging, de val als het ware echt voelde. Op dat moment werd ik ook wakker.
Honderden keren heb ik beide dromen gehad. Nu, zovele jaren later heb ik ze niet meer. Vreemd. Dromen zijn soms onverklaarbaar, niet?

zaterdag, oktober 15, 2005

Peere

Twijfelen. Dat was het waar hij zo goed in was. Twijfelen over zijn bestaan. Wanneer hij nu eindelijk eens zou ingrijpen in zijn eigen bestaan. Het bestaan dat hem pijnigde. Elke dag, meer en meer. Het radbraakte hem. Letterlijk en figuurlijk. Waaruit bestond zijn bestaan ?

Hij was toen gepassioneerd beginnen tuinieren, van alles beginnen collectioneren, hij ging mee met vrienden naar eroticabeurzen. Zoop liters wijn en werd zo vet als een zwijn. Droomde van orgieën met wijn en wriemelende lichamen met begerenswaardige borsten. Hij droomde van rijkdom en wansmakelijke hebzucht. Hij zou carrière maken en stortte zich op zijn werk. Dan zou hij huisvader worden en negeerde zijn werk. Hij boerde en tuinde en bereide als de beste, maaltijden. En hoe langer hoe meer hij probeerde des te dieper zakte hij in een depressie. Met kloppende slapen en zware oogleden, lusteloosheid,…

Het was laat in de nacht toen hij bedacht dat hij schrijver zou worden. Uren, maanden en jaren waren voorbij gegaan in somberheid. In duistere gedachten verzonken, verscholen onder een paar diep liggende, overspannen oogleden. Wat nu eigenlijk de aanzet ertoe was geweest dat kon hij zich tot op vandaag niet goed voor de geest halen. Maar het was toen, die avond in Brugge, na de tentoonstelling van Peere geweest, na de breuk met zijn beste vriend P., na de zoveelste ergernis aan zijn klotejob, na het zovele rondspoken in zijn hoofd. Een vriendin had hem ertoe overhaald. Niet met woorden. Ze had hem doen beseffen waar hij mee bezig was. Ze had hem doen wachten daar aan de Adornes-zaal. Uren had hij blijven wachten. Bang om de drempel over te gaan had hij staan wachten voor de ingang, terwijl zij hem van binnenuit had zien staan. Ze had hem laten staan en ten lange laatste kwam hij binnen.

- Wat doe jij hier ? Sta jij hier al lang ? Ik sta al uren op je te wachten aan de ingang.
- Dat weet ik !
Heb jij drempelvrees misschien dat je niet durft binnen te komen ?
- Maar nee,… natuurlijk niet.
- Hier heb je je bestelde boek en nog vier euro terug omdat je het zelf komt afhalen.
Zo…
Lopen we even rond ?

- Zeg eens,… vanwaar al die honden in z’n werk.
- Tja, omdat hij honden verafschuwt… Hij haat honden die op het strand lopen. Hij haat de mensen die zich ingraven in kuiltjes en met vlaggetjes van kinderen rond hun zitten alsof ze de ‘King of the beach’ zijn. Hij maakt geen onderscheid meer tussen mannen en vrouwen. De sexen vervagen. Borsten worden soms opzettelijk vergeten. Mannelijke geslachtsdelen worden soms zo nietig geschilderd dat ze verwaarloosbaar zijn.
- Ik zie graag zijn houtskooltekeningen. De benadering van zijn gezichten en lichamen. Je zou haast denken dat ze uit geometrische figuren opgebouwd zijn.
- Dat werk hier, is gekocht deze middag door de directeur van het college.

Hij vond het zelf ook een prachtig werk...

vrijdag, oktober 14, 2005

Danse D'Ensor et D'autres Morts



James Ensor: Skeletons fighting over a smoked herring (1891)

Danse D'Ensor et D'autres Morts

Scherzo van zand (allegro con fuoco)

Ga mee op wilde jacht
vannacht, ga mee op tocht
met Rik en Roel,
de honden blaffen.
Wie scheeps is, moet varen.
Wie tuig is, vliegt en schreeuwt.
Kosters van Lierum en schilder-baron,
teken een hoed met een zwarten plastron.

Van boven op de kerk
(dat windei-kapelleke)
lacht een hen haar achterwerk bloot.

Trek haar ontij aan en doe de golven waaien,
jaag de duinen de stuipen op het lijf.
En het vuur op de masten.

Eén berijdt het varken met één oog,
één bouwt een geraamten staketsel,
één kust als een sprekende vis en
laat winden door de waterhaag.

En de paster draagt blauwwit
gesprenkelde kousen en blaast door zijn aardmansmasker.
Den dikken Ensor doet den dunnen duvel
dansen, door doornenkroon en distel.

Verrezen uit het zand
spoelen wondere wonden aan.
Littekens van licht,
scheurende kleuren,
woorden vol water,
een namaakgezicht
op beukenhout.

Bij volle morgen
is het strand
zo dood als
een dode kikker.

Paul Soete
1999